De elektronische leeromgeving in 2015/2016

Hoe ziet de elektronische leeromgeving eruit in het schooljaar 2015/2016? Die vraag stelde Louis Hilgers onlangs aan mij, en aan een aantal andere betrokkenen. Het resultaat is het artikel Hoe ziet de elo eruit in het schooljaar 2015/2016?, dat gisteren op Kennisnet is verschenen. Mijn oorspronkelijke bijdrage was veel uitgebreider. En deze wil ik hier delen. Ik ga o.a. ook in op de impact van het vernieuwde iTunesU. Ik geloof overigens dat de contouren van de elektronische leeromgeving van 2015/16 nu al zichtbaar zijn.

Ontwikkelingen op het gebied van ELO’s in het onderwijs gaan trager dan je op basis van de ontwikkeling van technologie zou mogen verwachten. Ik verwacht binnen drie jaar dan ook geen spectaculaire veranderingen ten opzichte van nu.

Mobiel via de app

Blackboard was de eerste, andere ELO’s zullen volgen. We zullen ELO’s steeds vaker op mobiele apparaten (smartphones, tablet’s) via apps gaan gebruiken. En steeds minder via een browser.

Geringe adoptie OpenClass

De gratis ELO OpenClass van Pearson wordt relatief weinig geadopteerd door de Nederlandse markt. Dat heeft een aantal redenen. De meeste instellingen hikken aan tegen de kosten van migratie. Zij willen hun docenten niet confronteren met een verandering in ELO.

De tweede reden is dat veel instellingen centraal beleid hebben op het gebied van ELO’s, en individuele docenten verbieden te werken met een alternatieve ELO (autonomie van docenten kent z’n grenzen). Op de derde plaats staan docenten niet te springen op beheerstaken zoals het aanmaken van groepen, die OpenClass met zich mee brengt.

Tenslotte timmert Pearson in Nederland met OpenClass veel minder aan de weg. Men is geschrokken van de hype in de VS, waardoor men de toeloop aan gebruikers technisch-organisatorisch aanvankelijk niet aan kon. Daarnaast heeft men onvoldoende content voor de Nederlandse markt om het business model hier werkend te krijgen.

Integratie Google Apps, Live@Edu en iCloud

De opkomst van OpenClass heeft wel effect gehad op de ELO markt. Zo zijn andere ontwikkelaars van ELO’s ook aan de slag gegaan met de integratie van Google Apps in hun omgeving. Microsoft heeft vervolgens het initiatief genomen om hun Live@Edu apps ook te integreren in elektronische leeromgevingen. Apple heeft iCloud verrijkt met samenwerkingsmogelijkheden, en het ook mogelijk gemaakt om iCloud te integreren binnen een ELO. Hierdoor hebben ELO’s ook meer de beschikking over tools voor samenwerkend leren.

Integratie sociale media functionaliteit

Rond 2005 werd regelmatig gesteld dat een combinatie van sociale media de ELO zou gaan vervangen. Hier is in 2015 niets van terecht gekomen. Wel zijn sociale media functionaliteiten beter geïntegreerd binnen ELO’s. Denk daarbij aan gebruikersprofielen, op basis waarvan je mede-lerenden kunt zoeken op basis van interesses. Of aan het gebruik van Yammer-achtige functonaliteiten, weblogs en tools waarmee je bijdragen kunt bookmarken, beoordelen, annoteren, taggen en delen. OpenU.nl heeft daarbij gefungeerd als inspiratiebron. De inbedding van deze functionaliteiten binnen curricula laat echter nog steeds te wensen over.

Integratie virtual classrooms en elektronische toetsen

Steeds meer ELO’s beschikken over de mogelijkheid om applicaties van derden te integreren. Daardoor komen functionaliteiten als geavanceerde elektronische toetsen en virtual classrooms breder beschikbaar. Scholen schrikken daarbij wel terug voor de hogere kosten. Het zullen vooral de financieel rijkere scholen zijn die over een functioneel rijkere ELO beschikken. Dat betekent niet dat deze aanvullende functionaliteiten ook altijd ingebed worden binnen curricula. Het lerend vermogen van veel scholen wat betreft implementatie van ICT in het onderwijs is in 2015 nog steeds gering.

Nieuwe business modellen voor ELO’s

Ontwikkelaars van ELO’s zijn aan het nadenken over hun business model. Dit heeft twee redenen. In de eerste plaats de opkomst van Pearson’s OpenClass (dat gebaseerd is op een ander business model), en iTunesU. Ondanks de geringe adoptie van OpenClass in Nederland zijn ontwikkelaars wel gaan nadenken over hun business model. OpenClass heeft daarmee een grotere invloed gehad op de traditionele ELO’s dan de open source beweging (Moodle, Sakai).

Het leek er ook even op dat iTunesU beschouwd zou worden als alternatief voor de elektronische leeromgeving. Al snel bleek dat het besloten en het op individueel leren gerichte karakter van Apple’s initiatief hiervoor belemmerend werkte. Desalniettemin heeft ook iTunesU ontwikkelaars aan het denken gezet. Apple heeft de beperkingen van iTunesU inmiddels ook ingezien, en ontwikkelt interactiefunctionaliteiten voor iTunesU (o.a. middels integratie van sociale media).

Op de tweede plaats zijn gebruikers steeds luider gaan klagen over de kosten van de ELO, vooral in relatie tot de baten. Men dreigt daardoor over te stappen naar goedkopere alternatieven. In de praktijk blijft het echter vaak bij dreigen, ook omdat ontwikkelaars van ELO’s hun prijzen gaan verlagen.

Mede als gevolg van het beleid van het kabinet Rutte II experimenteren instellingen voor hoger onderwijs met andere business modellen voor het onderwijs (andere doelgroepen, andere diensten, ander verdienmodel). Daarbij maakt ment gebruik van de ervaringen van de Open Universiteit met OpenU, en werkt men op dit gebied ook met elkaar samen. Instellingen voor hoger onderwijs ervaren de structuur van bestaande elektronische leeromgeving (uitgaande van licenties voor ingeschreven studenten en aangestelde docenten) daarbij als knelpunt. Ook hierdoor gaan ontwikkelaars van ELO’s nadenken over hun business model.

De cloud wordt de norm

Het onderwijs liep al in 2011 voorop met cloud computing. In 2015 zullen bijna alle onderwijsinstellingen gebruik maken van een ELO ‘in the cloud’. Dit is vooral gekomen doordat de in 2013 gefuseerde service-organisatie Surf/Kennisnet namens het onderwijs afspraken heeft kunnen maken met de belangrijkste ELO-leveranciers. Door deze samenwerking zijn de beheerskosten gereduceerd, en maken alle schoolorganisaties gebruik van federatief inloggen. Verder hebben ELO-leveranciers ook hun licentiekosten verlaagd. Zoals gezegd denkt men sowieso na over een ander business model. Een enkeling experimenteert met software as a service (je betaalt daarbij naar gebruik).

Scholen kunnen nu gemakkelijk kiezen uit BlackBoard, Fronter, Netschool, It’s Learning, Moodle, Sakai, Sharepoint LMS en OpenClass. De praktijk leert dat men vooral vasthoudt aan de ELO die men al gebruikte. Dat geldt niet voor de oorspronkelijke gebruikers van Teletop. Na de overname door It’s Learning is ongeveer 25% van de Teletop-gebruikers overgestapt naar met name Fronter en Moodle, omdat docenten en leerlingen toch al moesten gaan wennen aan een andere ELO.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *