Over social software, persoonlijke leeromgevingen en alomtegenwoordige computers

Vrijdag jongstleden was het afscheidssymposium van de Twentse hoogleraar Onderwijskunde Pløn Verhagen. Het symposium had als titel "Media nú: Nieuwe onderwijsmedia na 25 jaar". Het symposium kende drie parallelsessies, voordat het officiële afscheid plaatsvond. Ik mocht een presentatie houden tijdens één van die sessies. Maar ik had dus ook de gelegenheid om Peter Sloep te horen praten over "Social software en persoonlijke leeromgevingen" en Nirvana Meratina over de educatieve impact van alomtegenwoordige computers.

Peter vertelde over een project binnen de Open Universiteit waar peer tutoring binnen (los georganiseerde) leernetwerken met behulp van social software ondersteund wordt. Het project bevindt zich nog in een experimentele fase. Maar het idee er achter is erg interessant.

Het project komt namelijk voort uit het probleem dat bij e-learning docenten vaak overvraagd worden door lerenden. Kunnen docenten in klassikale situaties vragen groepsgewijs beantwoorden, bij online leren worden vragen vaak via e-mail gesteld (en verwachten lerenden een individueel antwoord). Vaak gaat het daarbij om triviale problemen. David Wiley heeft dit het ’teacher bandwidth’ probleem genoemd.

Peer tutoring -lerenden elkaar laten corrigeren en helpen- kan daar aan tegemoet komen. Maar hoe kun je dat op een goede manier online organiseren? Bij de Open Universiteit (OU) hebben ze software ontwikkeld die inhoudelijke vragen koppelt aan competenties van deelnemers. Dat gebeurt grosso modo op de volgende manier.

Studenten stellen vragen in het discussieforum van Moodle. Bijvoorbeeld: wat is het verschil tussen warmte en temperatuur? Via zogenaamde ‘latente semantische analyse’ worden documenten, geschreven door studenten, vergeleken met het onderwijsmateriaal. Er wordt gekeken naar welke student zinvolle dingen heeft geschreven over het onderwerp. De gestelde vraag wordt door de software vergeleken met de geproduceerde documenten. Ook kijkt men welke studenten de betreffende module al hebben gevolgd. Daarnaast wordt gekeken welke studenten al vaak vragen hebben beantwoord. Er wordt geprobeerd om studenten die nét een niveau ‘boven’ de vragensteller zitten, te koppelen aan de vraag.

Vervolgens worden in een wiki voor de vraag relevante alineas uit documenten van studenten geplaatst. De vragensteller kan de vraag in de wiki herformuleren, de peer tutoren kunnen de alineas nu bewerken zodat een antwoord op de vraag geformuleerd wordt.

Op deze manier -zo moet in de praktijk trouwens nog blijken- worden vragen beantwoord zonder dat de docent zwaar wordt belast. Bovendien leren peer tutoren hiervan en wordt het probleem van de ‘lone learner’ volgens Sloep aangepakt.

Peter Sloep ging ook nog in op het ‘prisoners dilemma’ dat in dergelijke situaties vaak voorkomt. Hoe weet je dat jij ook ooit wordt geholpen? Volgens Sloep wordt hier aan tegemoet gekomen doordat dit proces zich tijdens een studie vaker zal herhalen. Verder is het van belang dat studenten niet anoniem in een netwerk participeren, dat goed voorbeeld gedrag zichtbaar wordt gemaakt en dat duidelijk is wie wel en wie niet tot het netwerk behoort. Volgens Sloep doen studenten hooguit iets voor een ‘friend of a friend’. Binnen social network software (denk aan Hyves) heb je tools die deze vrienden zichtbaar maken. Er is altijd wel iemand die je kunt aanspreken (Granovetter’s ‘strength of weak ties’).Hij adviseerde ook om zogenaamde ‘swift trust’ te faciliteren (brandweerlieden vertrouwen elkaar blind op basis van hun professie).

Sloep stelde dat het losse, anarchistische karakter van dergelijke netwerken slecht past bij de monolitische elektronische leeromgevingen, die voornamelijk uitgaan van cursussen en vaste groepen. Het concept van de persoonlijke leeromgeving zou volgens Sloep wel eens veel geschikter kunnen zijn.

Al met al een boeiend concept. Ik ben benieuwd naar de resultaten van de experimenten die in maart 2007 van start gaan.

Nirvana Meratina besprak in haar presentatie enkele (vrij) nieuwe technologieën die ‘ubiquitous computing’ mogelijk maken (de computer is daarbij alomtegenwoordig en beschikbaar). Meratina schetste de ontwikkeling van mainframe naar computertechnologie die altijd en overal beschikbaar is (vaak op de achtergrond) en de gebruiker centraal stelt. Computers passen zich aan gebruikers aan. Ze zijn slim en proactief en altijd beschikbaar. Meratina gaf een aantal voorbeelden van ‘embedded’, draadloze en mobiele technologie die een omgeving aan de gebruiker doet aanpassen. Bijvoorbeeld een virtuele rondleiding door een museum die informatie biedt over een gebruiksvoorwerp op het moment dat je er langs komt. En waarbij je zelf -op basis van jouw interesse- kunt aangeven wat voor informatie je wilt hebben. Zodat je dus niet meer domweg achter een gids met opgestoken papaplu hoeft te lopen. Een mooi voorbeeld van zinvolle substitutie, als je het mij vraagt!

Meratina ging ook in op wat volgens haar principes van effectief leren zijn en ze koppelde deze principes aan de gepresenteerde technologieën. Op deze manier is het mogelijk om persoonlijke leeromgevingen te creëren. De technologie past zich aan jou leerbehoeften en leerstijl aan. En fraai voorbeeld van ‘wireless sensor networking’ is dat je een sensor draagt, de sensor jouw aanwezigheid in een gebouw registreerd en jij in contact kunt komen met andere mensen uit jouw netwerk. Zij kunnen dan bijvoorbeeld oproepen plaatsen die op een elektronisch paneel verschijnen op het moment dat jij langs dat paneel loopt. Ik moet bekennen dat ik tot afgelopen vrijdag nog nooit van ‘wireless sensor networking’ had gehoord. Maar het lijkt mij zeker iets om in de gaten te houden (en ja, natuurlijk, levert dit vragen op over privacy en dergelijke).

Ik heb met plezier deze sessies bijgewoond. Al met al geen slechte besteding van mijn vrije dag.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

4 reacties

  1. Een heel enthousiasmerende samenvatting van Peter Sloep’s verhaal, Wilfred, al klinkt het een en ander mij als ‘overkill’ in de oren. Ben benieuwd of die software een dergelijke sturende rol wel kan invullen. Heeft Peter naar jouw weten ook zelf een samenvatting + presentatie ergens op het web gezet?
    Het ‘prisoner’s dilemma’ en het ‘FoaF’ fenomeen bestaat echt onder studenten, heb ik gemerkt. Omdat de informatie m.b.t. de taal R die ik gebruik voor enkele colleges zo wijd over het web verspreid staat, heb ik de studenten aangeraden om de kennis die ze vergaren systematisch samen te vatten op een eigen weblog . Vier ‘redacteuren’ waren wel bereid dit blog te beheren. Maar het komt niet van de grond omdat deze redactie zelf geen initiatief ontplooit om als eerste een bijdrage te leveren, onder het motto ‘ja, ja, de rest komt wel iets halen, maar brengen ho maar’. Er komt dus geen ‘gemeenschap van lerenden’ van de grond omdat het korte termijn gebaseerde ‘winst-bejag’ van de blog-redactie een meer altruistische houding, die een ‘baat op lange termijn’ perspectief zou kunnen bieden, in de weg staat. Overigens werken de studenten wel heel effectief samen in kleine groepjes van 2-3 personen.

  2. Dag Rino,
    Peter Sloep heeft een eigen website, maar die is verouderd: http://www.open.ou.nl/psl/ Verder worden presentaties ook op de TenCompetence website geplaatst: http://www.tencompetence.org/
    Maar het staat er nu nog niet op. Wel ander materiaal dat hiermee te maken heeft.
    Wat betreft groepsgrootte gaat Sloep er bij de beschreven aanpak uit van 5 personen. Juist omdat bij grote groepen niemand zich eigenlijk verantwoordelijk voelt.

  3. Erg interessant. 2 aanvullingen:
    Audiotours bestaan al zo’n 15 jaar in musea en ook automatisch het juiste fragment afspelen bestaat al een tijdje. In die zin niets nieuws.
    Dat geldt ook voor het sensor networking: al 10 jaar geleden een demo van Philips Design gezien voor een button die je voorkeuren kent en deze bij andere buttondragers controleert. Bij een match gloeit de button bij beide dragers op. Boeiende demonstratie: de liefdesvoorkeuren van beide dragers matchen en beider buttons worden fel rood in de vorm van een hartje.
    Nu nog de link naar het onderwijs voor beide concepten!

  4. Dag Elbert,
    Audiotours bestaan volgens mij zelfs al veel langer. Maar het verschil met de mogelijkheden van nu is dat de content zich aanpast aan jou route en jij niet ‘gedwongen’ bent om een bepaalde route te volgen. Bovendien moet het met de nieuwe technologieën mogelijk zijn om informatie ‘op maat’ te krijgen. Voorbeeld: je loopt door een museum en stopt voor een schilderij. Afhankelijk van je interesse krijg je vervolgens informatie over het persoonlijk leven van de schilder, het tijdperk waarin hij leefde of info over de kunststijl.
    Het voorbeeld van die butoons kwam ook voorbij. Maar dat is -als ik het goed begrepen heb- geen wireless sensor networking technologie.
    De link naar leren? Maak eens een tentoonstelling over een onderwerp binnen je school of denk eens aan mogelijkheden voor informeel leren (netwerken etc).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *