Het fenomeen net-generatie bekritiseerd

Joachim Wetterling (Universiteit Twente en verbonden aan de masteropleiding mediapedagogiek van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden) is een weblog gestart over Media in Onderwijs, Opvoeding en Ontwikkeling. Zijn tweede bijdrage gaat over de zogenaamde net-generatie. Joachim vraagt zich af of je wel van een net-generatie kunt spreken. Hij verwijst naar een in ontwikkeling zijnde (Duitstalige) paper van de Hamburgse hoogleraar Rolf Schulmeister: Gibt es eine »Net Generation«?.

Schulmeister wil het veronderstelde fenomeen goed onderzoeken. Als echt sprake is van een net-generatie, die anders om gaat met media, dan moet dit namelijk gevolgen hebben voor het onderwijs. Schulmeister bespeurt in zijn omgeving echter een grote diversiteit onder jongeren. Verder vindt hij de net-generatie exemplarisch voor andere onderwerpen, die kritisch geanalyseerd zouden moeten worden.


Meine Motivation für diese Aufgabe
wuchs, je mehr ich den Eindruck erhielt, dass sich eine methodisch-kritische Analyse
dieses Themas gut als Beispiel für die Auseinandersetzung mit Vorurteilen und problematischen
»Theorien« in der wissenschaftlichen Ausbildung eignen könnte.

Rolf Schulmeister laat eerst een aantal aanhangers van 'de net-generatie' de revue passeren, en niet alleen de usual suspects als Prensky, Tapscott en Oblinger. Veel van die auteurs, schrijft Schulmeister, ventileren vooral persoonlijke ervaringen, vermoedens, wensen en vooroordelen. Zelfs Diane Oblinger (vice-president van de Educause) kan de toets der wetenschappelijke kritiek niet doorstaan. Marc Prensky wordt ronduit gefileerd.

Volgens Schulmeister moet je ongelofelijk oppassen om jongeren te plaatsen binnen een net-generatie, om van daaruit vergaande consequenties te trekken voor het onderwijs. Veel beter is het uit te gaan van een gedifferentieerde groep, die gedifferentieerd binnen het onderwijs wordt benaderd:


Das Generationenkonzept ist statt Zusammenhänge aufzuklären
eher dazu geeignet, die Jugendlichen zu stigmatisieren, abzustempeln und bei
Lehrern und Hochschullehrern falsche Erwartungen zu erzeugen bzw. Ängste zu wecken.
Es wäre verkehrt, wenn eine ganze Generation an dem auffälligen Verhalten einer
Minderheit gemessen und missverstanden werden würde. Und es wäre verkehrt, das
Learning Design der Hochschulen aufgrund der mutmaßlichen Existenz einer Netzgeneration
auf sie anzupassen, statt reflektiert mit Lernumgebungen zu experimentieren,
die auf die Diversität der Lernenden Rücksicht nehmen.


Schulmeister geeft verder voorbeelden van 'gebruikerstypologieën' als het gaat om ICT-gebruik. Daarmee krijg je een gedifferentieerd beeld van verschillende leeftijdscategorieën. Verder analyseert hij een groot aantal studies naar het gebruik van media. Het lastige hiervan is, dat deze studies moeilijk onderling te vergelijken zijn. Toch komt hier ook weer een divers gebruik in naar voren (communicatietoepassingen zijn heel populair, gamen veel minder). Samenvattend concludeert Schullmeister dat het mediagebruik de term 'net-generatie' niet rechtvaardigt.

Rolf Schulmeister geeft flink tegenwicht aan de aanhangers van het concept 'net-generatie'. Dat doet hij gedegen, maar niet altijd even toegankelijk. Met een redactieslag zou al veel gewonnen zijn. Persoonlijk denk ik dat hij de impact van het mediagebruik wat onderschat. Volgens Schulmeister wint de TV het nog steeds van het internet. Recent onderzoek weerlegt dat. Maar een gedifferentieerde kijk is inderdaad belangrijk. En met holle rethoriek, zo toont hij aan, komen we niet ver.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

7 reacties

  1. Dus de conclusie is dat 1 etiket ‘net-generatie’ niet het simpele antwoord mag zijn op de complexe gevolgen die de introductie van 2 nieuwe infrastructuren (internet en mobiele communicatie) heeft op onze maatschappij en het wereldbeeld en gedrag van degenen die daarin opgroeien, werken en leven? Verrassend!
    Dat je op basis van 1 kreet of etiket geen ingrijpend beleid moet gaan voeren lijkt me evident. Je moet tenslotte niet de diagnose behandelen maar de patient. Dat wil niet zeggen dat er niets aan de hand is natuurlijk. Complexe processen hebben geen eenvoudige of eenduidige antwoorden. Juist het feit dat veel van het voorhandene materiaal op (gelukkig vaak wel systematische) anecdotische wijze tot stand komt, duidt op die complexe component.

  2. Bedankt voor de tip, dit weblog gaat in mijn RSS-reader! Ben benieuwd naar de berichten die hier nog op gaan komen.

  3. Hoewel het hele fenomeen “net-generatie” een zeer interessante is, zeker in relatie tot onderwijs en hoe het onderwijs daarop in zou kunnen (moeten?) springen heb ik ook zo mijn twijfels over alle uitspraken die gedaan zijn. Ik ga dan ook zeker het stuk van Schulmeister nog wat uitgebreider lezen.
    Waarom? De afgelopen 3 jaar heb ik bij het begin van het collegejaar aan mijn eerstejaars studenten gevraagd of zij in het plaatje van de net-generatie passen. Ik laat ze een aantal apparaten zien (mobieltje, pda, gps, etc.), ik laat ze een aantal websites en programma’s zien (persoonlijk websites, weblogs, msn, hyves, etc.) en vraag ze dan a) in hoeverre ze het kennen en b) in hoeverre ze het ook daadwerkelijk zelf gebruiken. Op basis van hun antwoorden durf ik ze daarna al niet meer te vragen wat zij (als toekomstig onderwijskundigen) denken van de mogelijkheden van dat soort toepassingen in het onderwijs..
    Volgende week heb ik weer het college waarbij ik dit aan de eerstejaars ga vragen. Misschien dat er deze keer wel net-generatie-ers tussen zitten?

  4. @Ton Zijlstra: juist die complexiteit, die diversiteit, rechtvaardigt de term ‘generatie’ niet.
    @Jeroen van Beijnen: graag gedaan.
    @Petra Fisser: jouw voorbeeld is illustratief voor die diversiteit. En nog gefeliciteerd met je benoeming tot lector!

  5. hi Wilfred. Dat bedoel ik te zeggen. Complexe veranderingen zijn niet in 1 etiket te vangen. Dat willen we wel graag, maar dat kan nou eenmaal niet. Het evolutionaire proces waar we in zitten en zelf deel vanuit maken is op zo’n manier niet te ‘pakken’. Daarom vind ik de conclusie dat de term ‘generatie’ niet telt geen opzienbarende conclusie. Dat is namelijk nog nooit zo geweest. Voor elke Maagdenhuisbezetter waren er honderden, zoniet duizenden die nooit een actie hebben gevoerd. De generatie ’68….bestaat ook gewoon niet. Waar ik voor wil waarschuwen is ‘zwakke signalen’ (in de evolutie-, chaos- en complexiteitstheorie uiterst belangrijk) te negeren omdat je hebt aangetoond dat er door de bank genomen niets aan de hand is (d.w.z. er geen netgeneratie bestaat). Dan kijk je straks om in verwondering.
    Wat Petra Fisser aanvoert vind ik interessanter in dat licht. Al zou ik doorvragen naar de verschijnselen achter het gebruik/niet-gebruik. Waar halen ze hun informatie vandaan? Hun netwerk of een ‘autoriteit’? Als ze een vraag hebben wat doen ze dan eerst? Als je ze vertelt dat ze de inhoud van je college pas over 2 jaar gaan gebruiken, en dan kijkt naar de opkomst bij het volgend college? Gaan studenten uit van informatie-schaarste (zoals heel veel van ons onderwijs) over van informatie-overvloed. Allemaal veel interessanter dan welk apparaatje of webtooltje ze er voor gebruiken. Want die tooltjes en apparaten zijn over enkele maanden weer anders. Terwijl de fundamentele verschillen in ontwerp-, gebruiks- en handelingsprincipes zijn waar het om draait naar mijn mening. Welke ‘zwakke’ signalen ziet Petra Fisser wat dat betreft in haar colleges. (Overigens ken ik ook gevallen waar docenten voor werden gelogen over het daadwerkelijk gebruik van bijv. Hyves: de studenten wilden gewoon niet dat de docent daar iets van wist)

  6. In het weekend nog eens zitten denken over de vragen die Petra Fisser stelt tijdens colleges. Twee losse elementen kwamen daarbij bovendrijven.
    De antwoorden die je krijgt op vragen als ‘wie zit er op Hyves?’ etc, zijn vermoed ik noodgedwongen divers. Omdat ze nog te recent zijn voor bijv. nu eerstejaars studenten om mee ‘opgegroeid te zijn’. Van de webbrowser (Mozaic in ’92 voor het eerst) en de mobiele telefoon, of bijv. e-mail kun je inmiddels verwachten dat jongeren nooit anders gekend hebben. Hyves bestaat daarentegen net 4 jaar. LinkedIn sinds mei 2003 etc. Google search net 10 jaar, alle andere Google services zijn recenter. De beschikbaarheid van browser en mobiel, in welke vorm dan ook is al voldoende reden om heel stevig naar je onderwijs te kijken. Niet zozeer vanwege die apparaten zelf, maar vanwege de impact die het heeft op hoe mensen met elkaar communiceren en welke ‘affordances’ er ineens zijn.
    Tevens is er een groot verschil tussen wat wij/volwassenen als nuttig/hip/nieuw aanmerken, en wat jongeren en kinderen als nuttig/hip/nieuw aanmerken.
    Verandering is altijd tegelijk langzamer en sneller dan je denkt.

  7. Wij kunnen bepaalde technologieën recent vinden, jongeren zijn er vaak mee opgegroeid. Ik denk dan niet zozeer aan Hyves, maar wel aan Google Search. Ik heb bijvoorbeeld wel eens gemerkt dat jongeren zich geen computer kunnen voorstellen zonder internetverbinding. Voor deze jongeren is dat een nutteloos iets. Tegelijkertijd zie je grote verschillen, ook na verloop van tijd. Het krijgen van ´verkering´ heeft volgens mij behoorlijke gevolgen voor de tijd die jongeren op social networking sites doorbrengen. En inderdaad: als het nieuwe er af is, verliest een deel altijd belangstelling. Tegelijkertijd denk ik dat altijd en overal communiceren, online sociale netwerken onderhouden, etc. absolute blijvers zijn. Daar moet je als onderwijs wat mee. Nog los van de didactische potentie van veel internettechnologie.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *