E-learning: tussen belijden en doen

We praten veel over het gebruik van social software voor leren. Maar doen we "het" ook?

(Onderstaande column heb ik geschreven voor e-learning.nl)

Eén van de meest bekende organisatietheorieën is het onderscheid in handelingstheorieën van Argyris en Schön.
Deze goeroe's maken een onderscheid tussen de "espoused theory" en de
"theory in use". De eerste theorie is de "beleden theorie", waar mensen
naar zeggen te handelen. De dagelijkse praktijk van het handelen kan echter heel
verschillend zijn ("theory in use"). Volgens mij hebben we dit ook met
e-learning aan de hand.

Sinds de laatste Online Educa Berlijn ben ik me hiervan bewust geworden.
E-learning 2.0 is dan "espoused e-learning", en e-learning 1.0
"E-learning in use". Bij e-learning 1.0 bepaalt de
organisatie wat, wanneer en hoe er geleerd wordt. Leren is vooral
kennisoverdracht van experts naar leken. De lerende is consument. Toetsen en
tracking and tracing spelen een belangrijke rol. Learning management
systemen zijn belangrijke applicaties.

Bij e-learning 2.0 is de lerende veel meer in control. De lerende bepaalt voor een groot deel wat,
wanneer en hoe geleerd wordt (vaak informeel). Leren vindt veelal samen met
anderen plaats, waarbij ook sprake is van co-creatie. Via bijvoorbeeld een
e-portfolio reflecteert de lerende op proces en resultaat. Web 2.0-applicaties
zoals weblogs en wiki's zijn belangrijke tools voor leren.

Als je de bijdragen in tijdschriften, op internet en tijdens congressen
-zoals de Online Educa- mag geloven, vindt er een verschuiving plaats van
e-learning 1.0 naar e-learning 2.0. Werknemers van de 21ste eeuw zouden namelijk
vooral complexe problemen moeten oplossen, samen met andere professionals uit
verschillende disciplines. Voor deze complexe problemen zijn geen eenduidige
oplossingen beschikbaar, waardoor je niet met standaard cursussen en trainingen
uit de voeten kunt. Web 2.0-technologieën -sterk in communicatie en
samenwerking- maken het mogelijk om informeel, samenwerkend leren te
faciliteren, dat geschikt is om al werkend en lerend deze problemen het hoofd te
bieden (social learning).

Klinkt logisch. Alleen: is dit ook praktijk? Of wordt vooral over e-learning
2.0 gepraat, terwijl e-learning 1.0 wordt gedaan?

Heel opvallend vond ik bijvoorbeeld de vrijdagochtendsessie van de laatste Online Educa. De ene
spreker onderbouwde waarom e-learning 2.0 zo belangrijk is, waarna spreker 2
(afkomstig van multinational Total) vertelde over de praktijk van e-learning die
wel heel erg "1.0" bleek te zijn.

En als je kijkt naar de applicaties die worden gebruikt voor e-learning (waar
de derde spreekster onder meer op in ging), dan blijken "e-learning
1.0-applicaties" (zoals videoconferencing, learning managementsystemen en de
virtual classroom) het meeste te worden ingezet, terwijl social software
op veel geringe schaal binnen organisaties wordt gebruikt. In dit verband vind ik de resultaten van een
recent Chief Learning Officer-onderzoek ook opvallend. Een grote groep respondenten vindt
wiki's, weblogs en sociale netwerksoftware "overhyped". Over social
networking tools zijn de respondenten sowieso hopeloos verdeeld: de ene helft
van de opleiders vindt volgens dit onderzoek dat hier meer aandacht aan moet
worden geschonken, de andere helft meent dat hier minder aandacht aan moet
worden geschonken.

Ik denk daarom dat e-learning 1.0 op dit moment "e-learning in use"
is, en e-learning 2.0 "espoused e-learning".

Is dat jammer? Ik denk het wel. Binnen menig organisatie zullen veel
leervraagstukken beter aangepakt kunnen worden met behulp van e-learning 2.0.
Daarom pleit ik voor een accentverschuiving naar meer "2.0". Maar laten we er
ook geen strijd van maken. Want er blijven voldoende onderwerpen over die met
een meer "traditionele" manier kunnen worden aangepakt (zoals compliancy
based learning
-als gevolg van veranderende wet- en regelgeving- , aan de
introductie van nieuwe software, nieuwe machines of procedures).

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

  1. Ik had beloofd nog terug te komen op een reactie van Paulo Moekotte naar aanleiding van een artikel dat Wifred Rubens schreef over e-learning 2.0 als “espoused theory”.
    Niet alleen omdat ik het oneens ben met Paulo en ik mij beter kan vinden in de opvatting van Wilfred dat ” e-learning 1.0 op dit moment “e-learning in use” is, en e-learning 2.0 “espoused e-learning”. Maar vooral ook vanwege de – naar mijn mening – wat pessimistische visie van Paulo als hij zich afvraagt:
    – of 20-ste eeuwse docenten wel in staat zijn 21-ste eeuwse kenniswerkers op te leiden
    – of je werkgever je de juiste tools wel ter beschikking stelt.
    Ook heeft hij wel eens het “gevoel dat, als het om competentiegericht onderwijs gaat, we van docenten verlangen dat ze studenten, die ze niet begrijpen, moeten opleiden met instrumenten, die ze niet beheersen, voor een toekomst, die ze niet kennen.”
    Op zich interessante overwegingen die zich lenen voor een (kennis)theoretische discussie maar ik wil me toch wat meer op de onderwijspraktijk richten.
    Paulo en ik kennen dezelfde onderwijsorganisatie, ik als leraar die vanaf het begin betrokken is bij het CompetentieGericht Onderwijs en als leraar die vanaf het eerste uur gebruik gemaakt heeft van computers en internet.
    Ik ken het onderwijs nog als KMBO, waar uitganspunten als participerend leren, structuurverlaging, aansluiten bj de belevingswereld van jongeren, zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid een belangrijke rol speelden.
    Bij de ontwikkeling van het Herontwerp van de Monteursopleiding merkten we op hoeveel van die eigenschappen we ook in het CompetentieGericht Onderwijs terugvinden. En ik ben van mening dat e-learning 2.0 juist bij dit CGO en bij het ontwikkelen van competenties, waarbij het accent verschuift van kennisoverdracht naar het opleiden van mensen die in wisselende situaties in staat zijn de juiste kennis en vaardigheden in te zetten, een belangrijke rol kan spelen.
    Dat docenten leerlingen opleiden voor een toekomst die ze op lange termijn niet kennen lijkt me evident (zie hiernaast ook het filmpje van Sir Ken Robinson). Maar helemaal onbekend en op kortere termijn?
    Laten we het liever hebben over een “wereld-in-ontwikkeling”, zoals John Dewey hem aan het begin van de vorige eeuw beschrijft, waarin we opleiden “voor de wereld van de toekomst”. Met kennis (ontstaan in voortdurende transactie met de omgeving) die richting geeft aan het handelen van mensen om de transactie van mens en wereld meer intelligent te laten verlopen en die een voorbereiding is om complexe problemen in de toekomst op te kunnen lossen.
    CompetentieGericht Onderwijs en e-learning 2.0 lijken elkaar hier te kunnen vinden want participatie, interactie en communicatie spelen daarbij een belangrijke rol.
    Dat we leerlingen niet helemaal begrijpen lijkt me eveens evident. We vallen per slot van rekening niet samen. Maar ook hier geldt: enige notie zullen we toch op zijn minst wel hebben. Vooral omdat we samen betekenis geven aan die wereld-in-ontwikkeling.
    En hoewel leerlingen niet volledig in control zijn: overwegend bepalen wat, wanneer en hoe geleerd wordt, worden zij steeds meer betrokken bij hun leerproces door reflectie, persoonlijke ontwikkelingsplannen, door het vaststellen van leerdoelen et cetera. Meestal gebeurt dat in samenspraak met docenten. En je mag toch veronderstellen dat die laatsten zich proberen in te leven in de belevingswereld van hun leerlingen
    Is het dan vooral gebrek aan kennis van instrumenten wat docenten weerhoudt te doen wat zij belijden?
    Bij onze afdeling – een technische school voor middelbaar beroepsonderwijs – wordt voor zover ik weet weinig gebruik gemaakt van toepassingen die aangeduid kunnen worden als e-learning 1.0, laat staan e-learning 2.0.
    Zijn die instrumenten dan zo moeilijk te gebruiken?
    Nee, natuurlijk niet. De meeste toepassingen zijn zelfs geschreven voor een zo groot mogelijke gebruikersgroep. En alleen al om die reden moeten ze gemakkelijk te gebruiken zijn. Bovendien zie ik vaak uitstekende toepassingen van meer ingewikkelde programma’s die docenten privé gebruiken.
    Maar hoe zit het met toegankelijkheid, ondersteuning, gebruikersgemak en beleid van de school? Toch ook niet onbelangrijk om instrumenten te kunnen beheersen.
    Helaas moet ik constateren dat het juist daar vaak schromelijk aan schort, vooral als er geen overleg/afstemming is tussen beleidmakers en uitvoerders, tussen hen die belijden en hen die doen.
    Aansluitend bij Paulo zou ik daarom op willen merken:
    Ik heb wel eens het gevoel dat er op scholen vaak geen duidelijk ict-beleid is met aandacht voor e-learning, ik heb wel eens het gevoel dat systeembeheerders en boekhouders teveel invloed hebben op de manier waarop ik les wil geven en dat zij bepalen welke instrumenten ik wel/niet kan gebruiken, ik heb wel eens het gevoel dat het gebrek aan ondersteuning en toegankelijkheid……. et cetera en dat veel docenten zich er daarom voor hoeden problemen op hun hals te halen en kiezen voor een bekende, vertrouwde werkwijze die ze zelf controleren.
    Zolang een school er niet in slaagt daar verandering in te brengen blijft het gebruik van e-learning ver achter bij de mogelijkheden, of dat nu e-learning 1.0 is of e-learning 2.0.
    Dan blijven we steken in een ‘theory not in use’.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *