Hoe kun je intrinsieke motivatie beïnvloeden (en de invloed van ICT)

Gisteren en vandaag heb ik het nationale e-learning congres bijgewoond. Ik zal mijn bevindingen in een aantal bijdragen beschrijven. In omgekeerd chronologische volgorde, trouwens.

Tijdens de laatste workshop is hoogleraar Rob Martens ingegaan op een onderwijspsychologische motivatietheorie, in relatie tot e-learning. Deze theorie –self-determination theory van Ryan en Deci- gaat er van uit dat jongeren van nature geneigd zijn tot leren. Volgens Martens geldt dit ook voor volwassenen.

Deze intrinsieke motivatie wordt beïnvloed door drie factoren:

  • Relatedness (een gevoel van sociale verbondenheid; het gevoel dat je met anderen omgaat die je kunt vertrouwen).
  • Control (de mate van autonomie die je als lerende hebt; de afwezigheid van voortdurende controle).
  • Competence (een gevoel van zinvol bezig zijn en niet iets doen waar je slecht in bent; het gevoel dat je de taak of opdracht aankunt).

Selfdeterminationtheory

Uit de inaugurele rede van Rob Martens (2007). Positive learning met multimedia. p. 32.

Daarom moet je lerenden volgens Martens vooral positief bekrachtigen, dus benadrukken wat ze al goed kennen en kunnen. Deze manier van werken kan leiden tot diepgaand leren, goede leerprestaties en minder uitval.

Binnen het onderwijs, stelde Martens mijns inziens terecht, richten we ons echter vooral op extrinsieke motivatie. De huidige toetscultuur bevordert dat sterk. En dat lijkt steeds erger te worden. Martens gaf onder meer als voorbeeld een scoreformulier van de CITO-toets waarin een leerling kan zien hoeveel procent van de leerlingen beter scoort.

Daardoor leren lerenden vooral voor punten, en hebben ze vaak een hekel aan school. Beter zou het zijn om het onderwijs zo in te richten, dat we ons weer richten op intrinsieke motivatie.

Volgens Martens hebben web 2.0-technologieën de potentie om hier een bijdrage aan te leveren. Volgens mij -en dat heb ik ook in de discussie ingebracht- kun je echter niet volstaan met technologie, en zul je vooral ook andere maatregelen moeten nemen. Neem het elektronisch portfolio. Bij uitstek een instrument voor leerlinggecentreerd onderwijs. Opleidingen structureren het e-portfolio echter zodanig dicht dat hier geen sprake meer van is.

Tijdens de boeiende discussie werd ook duidelijk dat deze 'evidence based' theorie sturing niet uitsluit. De sturing wordt echter deels door mede-lerenden gegeven, door afspraken die je met lerenden maakt èn door sturing die een grotere autonomie juist kan faciliteren (als lerenden daar behoefte aan hebben). Autonoom leren betekent namelijk niet 'zoek het zelf maar uit'.

Verder onderstreepte Rob Martens in de discussie het belang van ambities (zelf geformuleerde leerdoelen). Als jongeren weten waarvoor zij leren, en daar de betekenis van ervaren, dan gáán zij leren.

Martens bijdrage sluit prima aan op de denkbeelden van Sugata Mitra (waarover later meer) en Michael Wesch (de crisis van significatie). Zie ook wat ik eerder schreef over veelomvattende onderwijsveranderingen.

Martens inaugurele rede is aan dit onderwerp gewijd.

De workshop was niet praktisch van aard. Maar wel heel belangrijk. Het raakt aan de zin van leren en (t)e-learning.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *