Begin 2009 heb ik een column geschreven waarin ik een kloof signaleer tussen de verhalen die op congressen worden verteld over 'e-learning 2.0', en de praktijk die nog erg '1.0' is. Verleden week is een artikel van Allison Rossett en James Marshall verschenen, dat mijn beeld op basis van onderzoek bevestigt:
New data on e-learning usage do not signal the death of the classroom. And despite some of the buzz, the direction of e-learning has not shifted much over the past several years.
Rossett en Marshall hebben in 2009 onderzoek gedaan naar hoe e-learning er daadwerkelijk 'uit ziet'. Zij hebben e-learning professionals (uit het bedrijfsleven en onderwijs) gevraagd naar welke leeractiviteiten op dit moment worden uitgevoerd (op basis van 26 'snapshots'), wat zij voor de toekomst verwachten en welke knelpunten zij ervaren.
De meest voorkomende e-learning activiteit is -ook tot verbazing van de onderzoekers zelf- het online testen. Tutorials, leren op basis van scenario's en probleemoplossingsstrategieën komen ook vaak voor. E-coaching en mobile learning daarentegen niet. Rossett en Marshall constateren ook:
Web 2.0 activities involving user-generated content and collaboration were also scarce, except in academia.
Zij verklaren dit vanuit de grotere vrijheid die docenten hebben om zelf te beslissen of zij bijvoorbeeld Ning als leerplatform gebruiken, en vanuit de leerinhouden (die zich binnen het hoger onderwijs eerder zouden lenen voor conversatie).
Als je kijkt naar de ambities voor de toekomst, dan komt een zeer divers beeld naar voren. Gepersonaliseerd leren, e-learning voor probleemoplossing en kennisconstructie en "measurement for program improvement" scoren dan het hoogste. Mobiel leren en user-generated content komen op plaats vier en vijf. Desalniettemin haalt geen enkele leeractiviteit een scoren van meer dan 22%.
Wat betreft knelpunten scoort gebrek aan middelen het hoogste. Het valt me ook op dat voorkeuren van lerenden voor leren hier hoog scoort. ICT-vaardigheden van lerenden komen niet in het rijtje belemmeringen voor.
Ik vrees dat Rossett en Marshall een waarheidsgetrouw beeld geven van de bestaande situatie. Waarom ik dat jammer vind? Ik denk dat andere vormen van e-learning beter aansluiten op echt kritische vraagstukken waarmee individuen en organisaties in de huidige kennissamenleving geconfronteerd worden. Natuurlijk: compliancy, veiligheid, en dergelijke zijn ook relevant. Maar het strategisch belang van e-learning kan m.i. worden vergroot als deze manier van leren daadwerkelijk bijdraagt aan vernieuwing en verbetering van processen en producten, en aan de brede beroepsvorming van (toekomstige) werknemers. E-learning zal dan worden beschouwd als 'must have' en niet als 'should have' (laat staan 'nice to have').
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie